VERSLAG ZEILTOCHT FLASH

Paul Cox. Joop Vaissier, Ger Rotmeijer en Eric van Straaten

Lowestoft, 17 juli 2022

Na een boodschappen ronde in M van vier en een half uur topte we water en dieseltank af en voeren met 18 knopen tegenwind naar de buitenhaven van Stellendam. Rond acht uur stond de maaltijd op tafel waarbij Ger, inmiddels gearriveerd, aansloot, Joop zou later gebracht worden. Rond tienen was

alles op orde voor de oversteek naar Engeland en gingen we te kooi. Om 5 uur ’s ochtends vertrokken we, het begon juist licht te worden en de tonnen van het Slijkgat waren goed zichtbaar. Na de P3 kon het zeil gehesen worden en aan de wind voeren we naar open zee.

De afgelopen week waren verschillende scenario’s doorgenomen; met de verwachte wind voorbij de Maas onder en dan in één streep naar Lowestoft. Of bij van noordwest naar noordoost draaiende wind met een bakstagwind naar de Belgische windpark en dan meedraaiend naar Harwich.

Uiteindelijk was de verwachting dat in de vroege ochtend de wind noord 4 Bf zou zijn, in de loop van de dag afnemend 3 Bf draaiend naar noordoost en in de avond, voor de Engelse kust zuidoost en toenemend tot 4 Bf.

We kozen voor de directe route naar Harwich, deze kende we al van vele eerdere keren met het verschil dat het windpark Borssele I & IIde doorgang tussen het invarende verkeer naar Hoek van Holland flink belemmerde en er een straatje van 1,3 mijl voor ons overbleef. Alleen mogelijk met een goed bezeilde koers dus.

Als vanouds stuurde we tussen de voor anker liggende schepen tot we het windpark bereikten. De stevige wind zorgde voor flinke uur-afstanden en pas later in de ochtend verwisselde we de keerfok voor de genua. Bij de shipping lane aangekomen stuurde we de boot wat hoger aan de wind om de afstand van de oversteek zo kort mogelijk te houden. Dit zorgde voor een aanzienlijke versnelling en aan de andere

kant van de vaarroute gekomen vroegen we ons af of deze bijna halve windse koers, naar Lowestoft, niet sneller zou zijn dan de directe lijn met lichte wind van achteren naar Harwich. Toen bij nadere bestudering de stroom op een noordelijker koers vooral mee zou zijn werd voor Lowestoft gekozen. De gennaker gehesen en met een flinke vaart op weg.

De deining uit het noorden was nog flink aanwezig en zorgde voor onrustig water. Het avondeten, stamppot andijvie met worst van de plus, vroeg alle behendigheid van Paul. Na tien uur nam de hulp van de stroom af en begon langzamerhand flink tegen te staan, gelukkig nam de wind toe tot zo’n 15 knopen en bleef er een snelheid van 4,5 mijl over de grond over.

Rond een uur in de nacht streken we de gennaker en voeren we tussen de banken tot voor de havenopening. Port Control gaf ons toestemming de haven binnen te varen en van daar voeren we bakboorduit de Royal Norfolk & Suffolk Vacht Haven in. We maakte vast langszij een boot van gelijke lengte en daarop toog de bemanning aan het aankomstbier. De schipper startte het werk aan de Brexit formaliteiten. Na de ipad veelvuldig vervloekt te hebben lukte het dat verwenste C1331 formulier in te vullen. Vervolgens de National Vachtline gebeld, het was ondertussen half drie geworden, een aardige dame stelde me een aantal vragen en vroeg of C1331 te versturen. We kregen een codenummer als referentie. Het lukte me uiteindelijk het een en ander te mailen naar de betreffende instanties.

Eindelijk ook aan een biertje en vervolgens naar bed. De volgende ochtend, zondag, keek ik als eerste naar mijn mails en ja het C1331 was ontvangen en een bevestiging daarvan was verstuurd. We zouden gebeld worden door Immigrations,.

Vóór de clearence van deze organisatie mochten we de boot niet verlaten. Na vergeefs op een telefoontje gewacht te hebben tot 9 uur Engelse tijd dan maar zelf immigrations gebeld en deze zouden me direct terug laten bellen door de bevoegde dienst. Inderdaad Na enkele minuten kwam het verlossende woord, de gele quarantaine vlag mocht worden verwisseld voor Engelse vlag en gewapend met handdoeken en toilettassen togen we naar de douche. Even later hingen vier vrolijk gekleurde handdoeken aan de zeerailing en was de tocht in Engeland begonnen.

19 juli Ramsholt, river Deben

Gisterochtend vertrokken we rond laag water uit Lowestoft met bestemming river Deben. De avond ervoor werden we uitgenodigd door de bemanning van een ander Nederlands schip die wij eerder op de koffie hadden gevraagd. Het zou een Tallisker proeverij worden. Het schip een Southerly van

36 voet was bemand door een professionele bemanning. Ze werkten op een stenen legger bij de Nederlandse en Belgische wind farms. Het schip maakte zogenaamde ‘pannenkoeken’, een cirkelvormig plaat stenen. De schipper was in het werkzame leven eerste stuurman en de tweede volwassene bediende de ‘stortpijp’ waardoor de stenen werden gelegd. Een derde bemanningslid was een enthousiaste 20 jarige zoon van de tweede genoemde persoon.

Op dezelfde avond van de whisky proeverij was het lage getij zodanig dan de kiel van de Flash in de modder kwam vast te liggen, na raadplegen van de getijde tabellen bleek dat het volgende laag ruim 60 centimeter hoger was zodat we de volgende ochtend waarschijnlijk toch konden vertrekken.

Half zeven ging de wekker, een snelle douche en thee, het ontbijt werd voor onderweg gesmeerd en tegelijk met onze nieuw bevriende boot vertrokken we met een wind van 10 knopen uit

het zuiden. Op de motor met nog een restje tegenstroom uit de banken en het zeil gehesen. Het eerste rak over bakboord bracht ons ver uit kust tot we rond de kentering stuurboorduit gingen en geholpen door de steeds sterker wordende stroom hoger en hoger konden varen.

Opeens kwam vanaf de horizon kwam een klein vlekje in onze richting. Het bleek de rubberboot van onze Hollands vrienden met twee man erin. Een leuke verassing, veel foto’s en na overhandigen van een geschenk spurtte de rubberboot terig naar het moederschip.

Na Paul’s roerbeurt zetten we de windvaan in werking en hield deze de boot op een maximum hoog aan de windse koers. Door het aantrekkende getij was het uiteindelijk mogelijk tot Orford Ness door te varen, daar een slag en vervolgens over één boeg door tot de boei voor de monding van de Deben. Tot onze verbazing bleek het prachtige oude vuurtorentje van Orford Ness niet meer zichtbaar, het was veranderd in een grote stapel puin, de afkalvende kustlijn had het gebouwtje ondermijnd en was ingestort.

Onderweg vergastte Paul ons op flensjes, gegist in bier en na het krokant bakken voorzien van heerlijke zelfgemaakte marmelade. ‘Zit er ook drank in ?’ vroeg Joop belangstellend. ‘Dat is een retorische vraag’ sprak Ger vanaf de zijlijn.

Eenmaal de rivier opgevaren vastgemaakt aan een visitors mooring, de rubberboot opgepompt waarna Paul en uw schrijver naar Felixtow Ferry peddelden om daar een flinke krab te kopen waar vervolgens door Paul minutieus sectie op zou worden gepleegd. Helaas, maandag en gesloten. Aangekomen op het goede schip vertelde we het nieuws en vertrokken naar de volgende stop, Ramsholt, waar we een mooring pakte en

al snel aan het bier zaten bij de Ramsholt Arms. We vonden het daarbij nodig met vier man in de kleine rubberboot te stappen. De heentocht ging voorspoedig maar tijdens het retour naar de boot was de stroom in volle sterkte aangetrokken en roeide Paul de rubberboot uit volle macht tegen de stroom in, een gevecht dat niet was te winnen. Nadat we Paul flink afgemat hadden stelde uw schrijver voor eerst naar

de kant te roeien en vervolgens, daar waar het veel minder stroomde tegenstroom op te varen en ons vervolgens af te laten zakken naar de Flash.

Ondertussen genoot het hele terras van ons gezwoeg en maakte zich buiten ons beeld een stevige rubberboot met buitenboordmotor zich los van een buurschip. We werden gered! Onder veel jolijt bracht de buurman ons naar ons schip en dankten we hem vriendelijk.

In de ochtend een flinke wandeling, nu met in gereedheid gebrachte buitenboordmotor, naar de wal op weg naar het prachtige kerkje op de heuvel. Daar aangekomen was een dakdekker in zijn eentje aan het werk met het op stapels leggen van daktegels op de dakregels. ‘Kunnen we een handje helpen?’ Vroegen Joop en uw schrijver. Na een aantal keer benadrukken dat we het echt meende waren we aan het

werk met het opperen van de tegels, de vakman hoog op het dak en wij telkens 5 tegels doorgeven tot zijn hoge positie. Toe de hele stapel weggewerkt was namen we afscheid. Het had hem zeker een uur gekost meer om telkens zelf naar beneden te klimmen en met een ladinkje weer naar boven. Wij kunnen nu naar waarheid zeggen meegewerkt te hebben met de restauratie van het Ramsholt kerkje!

Vanmiddag met hoog water varen we van de Deben naar Harwich waar Joop morgenochtend op de Stena stapt op weg naar huis, voor hem een korte vakantie maar wel met alles erop en eraan.

22 juli, West Mersea

Dinsdag 22 juli vertrokken we van de Deben naar Harwich. Joop moest de ferry halen van woensdagochtend. We voeren door de razend stromende monding van de Deben en zette koers naar Half Penny Pier. In de Alma’s aten we evenals vorige reizen een bijna traditioneel pub diner. De volgende

ochtend ging de wekker kwart voor zeven. De rest van de bemanning volgde collegiaal en na een snelle koffie arriveerde de taxi en zwaaide we Joop uit.

Na het afscheid voeren we verder op de rivier de Orwell naar de Royal Harwich Vacht Club, je stapt daar in een eeuwenoude zeiltraditie. Een deftig clubhuis met een prachtig uitzicht over de rivier ingericht met veel zeilers parafenalia.

In de middag via de befaamde pub Butt and Oyster naar het hoger gelegen dorpje Chelmondiston om de voorraden aan te vullen. De volgende dag zouden we met het laatste beetje uitgaande stroom op weg gaan naar West Mersea. Het was een tocht van 31 mijl, op zee trok de stroom aan en met een

windkracht 4 schoven we langs de kust. Onderweg haalden we 18 andere zeilschepen in, één grote catamaran bleef ons helaas voor. In de kreek voor Wesy Mersea kregen we van de havenmeester een prachtig gelegen mooring aangewezen, dichter bij de ‘jetty’ van het dorp was nauwelijks mogelijk. Tijdens het aankomstbiertje berekende we het gemiddelde van de per zeemijl ingehaalde schepen; 0,5014!

De rubberboot te water en naar de wal. In de avond zou Chris Dobrowolski ons bezoeken enig vers bier was noodzakelijk. Het is altijd weer een hartelijk weerzien, we hebben Chris leren kennen tijdens een uitwisseling tussen Zuid Hollandse – en kunstenaars uit Essex in 2000. Sindsdien hebben we

contact gehouden en elkaar tijdens de bezoeken in Engeland ontmoet.

De volgende ochtend met de rubberboot op weg voor boodschappen en een bezoekje aan de club om het verblijf aan de mooring te betalen. Bij het gebouwtje aan het eind van de steiger zaten enkele stoer uitziende mannen op een bank, vissers zo te zien. Het huisje werd gebruikt door vissers en aan de zijkant was te zien dat het mogelijk was hier op dinsdag en donderdag verse vis te kopen.

Een vierkante gebouwde persoon vroeg ons waar we vandaan kwamen, hij bleek contacten te hebben in Nederland. Paul vroeg de man of we ergens Noordzee krab konden kopen. Dat bleek te kunnen; ‘Bel dit nummer en zeg dat Cobla je gestuurd heeft’. Zo gezegd zo gedaan. De telefoon werd beantwoord en we togen op weg naar een, uiteindelijk erg afgelegen adres. Aan de deur van een groot houten huis klopten we met de deurklopper en een hond sloeg aan. Even later een stem ‘zijn jullie van dat telefoontje daarstraks?’ Dat konden we beamen. Een vrouw van een jaar of vijftig met een ingezwachtelde rechterbeen kwam op een scootmobiel de hoek om rijden en deed de garagedeur voor ons open.

Grote plastic bakken, koelkasten en een weegschaal, een heuse viswinkel aan huis! We rekende één grote krab en 4 slibtongen af en liepen langs de kust terug naar de steiger.

Morgen Paglesham, het plaatsje waar de Beagle van Darwin in de modder verzonken ligt, benieuw wat we daar zullen beleven …

Reis naar het einde van de wereld.

Vertrek West Mersea om 10 uur in de ochtend, het was al hoog water geweest en met het uitgaande tij voeren we op de rivier Blackwater naar het oversteekpunt, de Spitway, over de banken.

We hesen het zeil in volledige windstilte, op enige afstand zagen we een windveld dat langzaam dichterbij kwam in de verte, op onze koers, voer een zeilboot onder flinke helling.

Na enige tijd gedobberd te hebben voelde we de wind aantrekken en kwam het goede schip in beweging. Na een tijdje stond er een flinke 4 bf en voeren we hoog aan de wind met een ruime 5 knopen door het water. De snelheid flink beperkt door de achterop slepende rubberboot. De afstand die we vandaag zouden afleggen was niet meer dan 30 mijl en tussen de modderbanken van de Roach was een bijboot

noodzaak. De diepte op de Spitway is met laag water ongeveer 1.70 m, het inmiddels vallende tij deed daar nog 2 meter bij en zo voeren we met ruim voldoende water naar de ingang van de Crouch. Langs de Noordkardinaal de Whitteker gekomen stuurde we de vaargeul in. Het begrip vaargeul is overigens betrekkelijk, overal om ons heen was volle zee en de wal was niet te bekennen. Pas na zo’n 6 mijl kwam de lage kust in zicht. Ondertussen vermaakten we ons met het inhalen van Engelse zeilboten tot we ver achter ons een strak getuigt schip aan zagen komen. Het haalde ons met een vaartje in en ja hoor een Nederlander, Dehler 41, strak in de lak en in onberispelijk staat.

Eenmaal op de Crouch sloegen we na enige tijd linksaf de Roach op, een rivier tussen militair oefenterrein en ongebruikt land. Waar je ook keek modder. Ne enige tijd troffen we op een van de banken een familie zeehonden die ons geen enkele aandacht schonken. Mud, mud glorieus mud. Een landschap zoals Nederland er ook ooit uitgezien moet hebben. Meanderende kreken doorsnijden het vlakke

landschap waar de wind overal vrij spel heeft. Aangekomen in de bocht van de rivier waar Pagelsham aan

gelegen is vroegen we een eenzame visser of we een mooring zouden kunnen gebruiken. ‘If you take that yellow mooring I think you’re allright.’

Nadat we vast gemaakt startte de excursie. Het was laag water geweest en het ideale moment om Potton Creek, één van de vele kreken te verkennen. Na een briefje met ons telefoonnummer achterop de Flash geplakt te hebben voor de eventuele eigenaar van de mooring startte we de dappere buitenboordmotor en voeren naar de ingang van de kreek. Na enige tijd waren we omringd door hoge modderwanden en schoven door het ondiepe water. Regelmatig raakte de schroef de grond en was peddelen de enige optie. Nadat we bij een brug die Potton Island met het waste land verbond waren aangekomen lagen we vast in de modder en moesten het stijgende water afwachten om verder te kunnen gaan. Na nog een bocht in de kreek zagen we masten boven de modderbanken en al snel kwam een haven in zicht. De haven maakte een verlaten indruk, alle boten lagen in de modder en Nadat we opnieuw een tijdje vastlagen ontwaarde we een bemande boot. ‘You are very persistent’ merkte ze op bij het langs varen. Ze hadden ons gemodder gevolgd. We maakte de boot vast aan een wrakke steiger en klommen aan de wal. Een allegaartje in

de modder getrokken woonboten, stacaravans en containers stonden willekeurig in het verlaten landschap. Na een uurtje rondgekeken te hebben aanvaardden we de terugreis, nu met tegenstroom. Het was maar zeer de vraag of de anderhalve liter spafles met brandstof toereikend was. Na enkele malen het kleine tankje opnieuw te hebben gevuld kwamen met de laatste druppels thuis.

In de avond bezochten we ’the Pough and the Anker’, een eeuwenoude pub in het nabij gelegen Pagelsham. Op te terugweg namen we het pad dat langs het moddergraf van de Beagle loopt. Na een kort moment van eerbiedige stilte aan de waterkant de rubberboot te water en retour naar de Flash.

De volgende dag waaide het flink, het was goed de excursie al gedaan te hebben, het zou een veel te natte tocht zijn geworden.

Omdat de wind en stroom elkaar tegen werken lagen web aan de mooring dwars op de golven en met de wind ook half een beetje op één oor, heel oncomfortabel. Daarom op weg naar de beschaving; Bridgemarch marina. Dit natuurlijke haventje lag verscholen achter een laaggelegen eilandje. Bij het invaren hielden we de diepte goed in de gaten, zakkend water maar nog altijd 3.50 m. Aan het begin van een heel lange, in het midden van de vaarweg liggende steiger lag geen enkele ander boot dus maakte we daar vast.

Bridgemarch had last van achterstallig onderhoud, alles was charmant krakkemikkig. Op de wal zagen we de toekomst, betonnen drijvers en materialen om een geheel nieuwe steiger te bouwen, ook de toiletruimte wordt nieuw gebouwd. Later sprak ik de eigenaar/havenmeester, één miljoen pond is geïnvesteerd om de haven weer up to date te maken. Nadat we voor een eerste indruk van de haven terugkeerden naar de boot zagen we de reden van dit door andere schepen verlaten steigerdeel. Het was slechts bijeengehouden met een paar dunne lijnen en door de harde wind week het deel enorm. Snel

losgemaakt en een plekje tussen de andere boten gezocht. De volgende dag stond Brightlingsea op het programma, het was de voorlaatste dag voor Paul en Ger en dit haventje was bekend en favoriet. Het zou flink waaien, 5 a 6 Bf dus twee riffen en de keerfok. De lange uitgang van de Crouch was plat voor de wind en na een paar grijpen van de keerfok besloten we die te strijken, in de snelheid maakte dat vrijwel

niets uit en met een stevige bulletalie op de giek was het veilig in de steeds opbouwende zee. Bij de Spitway aangekomen kregen we de wind half en ging de keerfok er weer bij. Daarna koersen we hoog aan de wind naar de Colne boei om daarna, achter de bank, het vaarwater naar Brightlingsea in te gaan.

Kadetweek in Brightlingsea, drukte, geluid van enthousiaste kinderen en veel beweging van bootjes. Er waren voor de kinderen allerlei wedstrijden georganiseerd waaronder een krabben wedstrijd met prijzen voor de grootste, de bijzonderste, en…de mooiste.

Inkopen gedaan en retour met de rubberboot, het ponton waar we lagen lag in één van de kreken.

De volgende ochtend startten we samen met een grote groep zogenaamde ‘gaffers’ traditionele schepen met een enorme kluiverboom en een lange steng boven op de mast om die te verhogen.

We hoopten tussen deze oudje te kunnen varen maar onze diepgang maakte omvaren noodzakelijk terwijl de gaffers over de bank schoven.

Na een dagje wind tegen stroom zeilen bereikten we Harwich en de traditionele maaltijd bij ‘Alma’s’.

Het einde van anderhalve week avonturen met Joop, Ger en Paul. Vanochtend half acht pikte de eerder bestelde taxi de heren op en begon de grote schoonmaak. Lia zou de komende dag met de Stena line arriveren en de vakantie zou dan eindelijk beginnen….

Epiloog:

Na vier weken moesten de brexit papieren voor de terugreis in orde worden gemaakt. Alles vóór vertrek netjes ingevuld en opgestuurd. In Blankenberge aangekomen bleek dat het niet helemaal conform de eisen was gebeurd. Ik had verzuimd Blankenberge te noemen als haven van aankomst. Aankomst leek mij Lowestoft en vertrekhaven Harwich. Na alles nog eens goed te hebben doorgenomen opnieuw opgestuurd en met goed gevolg. Een volgende keer zijn we nog steeds welkom in UK.